Anders bij het-woorden
Omdat bij het-woorden deze dingen anders zijn,
daarom is het belangrijk om te weten welke woorden een het-woord zijn.
Deze dingen zijn anders bij het-woorden.
de-woorden (gewoon) |
het-woorden (anders) |
||
De jongen | De pen | Het meisje | Het boek |
1.
• die en deze |
• dat en dit |
Die jongen (daar) Deze jongen (hier) |
Die pen (daar) Deze pen (hier) |
Dat meisje (daar) Dit meisje (hier) |
Dat boek (daar) Dit boek (hier) |
2.
Wel een –e aan eind • welke, elke, iedere |
Geen–e aan eind
• welk, elk, ieder |
Welke jongen kan dit? Elke jongen. Iedere jongen. |
Welke pen wil je? Elke pen is goed. Iedere pen is goed. |
Welk meisje kan dit? Elk meisje. Ieder meisje. |
Welk boek wil je? Elk boek is goed. Ieder boek is goed. |
• onze |
• ons |
Onze jongen is tien? | Onze pen ligt daar. | Ons meisje is tien. | Ons boek ligt daar. |
3.
Verwijzen |
een persoon • hij, zij / ze • hem, haar, die |
een ding • hij, die • hem |
een persoon en een ding • het, dat |
De man loopt hard. Hij loopt op straat. Die loopt op straat. Ik zie hem. |
De pen ligt daar. Hij is nieuw. Die is nieuw. Ik zie hem. |
Het meisje loopt hard. Het loopt op straat. Dat loopt op straat. Ik zie het. |
Het boek ligt daar. Het is nieuw. Dat is nieuw. Ik zie het. |
De vrouw loopt hard. Zij loopt op straat. Die loopt op straat. Ik zie haar. |
(Bij een persoon ook: Zij loopt op straat. of: Hij loopt op straat. Die loopt op straat. Ik zie haar. Ik zie hem.) |
Het verwijzen is geen groot probleem bij het-woorden.
Bij verwijzen is vooral het verwijzen met hij en hem bij dingen een probleem.
4.
Het adjectief |
Geen -e – Na een werkwoord geen –e aan het eind
De man is jong. | De pen is nieuw. De melk is warm. |
Het meisje is jong. | Het boek is nieuw. Het water is warm. |
Wel -e – Voor een naamwoord
Altijd een –e aan het eind |
Bij een het-woord |
De jonge man |
De mooie pen De warme melk |
Het jonge meisje. | Het mooie boek. Het warme water. |
(De) jonge mannen | (De) mooie pennen | (De) jonge meisjes | (De) mooie boeken. |
– na een geen e- aan het eind!!! |
Een jonge man. | Een mooie pen. Warme melk. |
Een jong meisje. | Een mooi boek. Warm water. |
Adjectief geen -e bij een het-woord:
– Het meisje – een jong meisje, Het boek – een mooi boek, Het water – warm water
Het het-woord is onbepaald.
Voor onbepaalde het-woorden (na een of zonder een lidwoord)
krijgt de adjectief geen –e aan het eind: Een jong meisje – Een mooi boek – Warm water.
Leer bij een het-woord: Het huis – Een oud huis, Het meisje – Een jong meisje, Het water – Warm water.
Voor meer over het adjectief met -e en zonder -e op pdf,
klik op de titel van het document: Het adjectief met of zonder -e
• • • • •
Meervoud
Let op: meervoud – heeft altijd de (de-woorden en het-woorden zijn gelijk)
De jongens | De pennen | De meisjes | De boeken. |
• welke, onze, die altijd met –e |
(elke en iedere alleen in het enkelvoud) |
Welke jongens? Onze jongens. Die jongens. |
Welke pennen? Onze pennen. Die pennen. |
Welke meisjes? Onze meisjes. Die meisjes. |
Welke boeken? Onze boeken. Die boeken. |
Verwijzen
meer personen: • zij, ze, die; ze, hen, hun Zij/ ze/ die lopen over straat. Ik zie ze, hen, hun |
meer dingen: • ze, zij, die; ze Ze / zij / die liggen daar. Ik zie ze. |
meer personen: • zij, ze, die; ze, hen, hun, Zij/ ze/ die lopen over straat. Ik zie ze, hen, hun |
meer dingen: • ze, zij, die; ze Ze / zij / die liggen daar. Ik zie ze. |
We gaan uit van de regel: De-woorden zijn regelmatig. Het-woorden moet je apart leren.
Om de inhoud van deze pagina te downloaden op pdf
klik op de titel van het document: Anders_bij_het-woorden