Het-woorden leren – overzicht
Naamwoord en lidwoord
Een naamwoord noemt de naam van een mens of persoon, een dier of een ding.
Regel – Gewoon is: Voor een naamwoord
staat een lidwoord – de, het of een!
Vraag:
– Wat is dit?
Antwoord:
– Dit is een man. Dit is een stoel. De man. De stoel.
– Dit is een kind. Dit is een bed. Het kind. Het bed.
• Een naamwoord heeft de òf het als bepaald lidwoord.
(De man. De stoel – Het kind. Het bed.)
(Naamwoorden met de noemen we mannelijk of vrouwelijk. – We noemen ze de-woorden.
Naamwoorden met het noemen we onzijdig – of neutraal. – We noemen ze het-woorden.)
• Belangrijk: Er zijn véél meer naamwoorden met de dan met het!
Daarom kun je zeggen:
– Naamwoorden met de zijn gewoon – ze zijn de regel.
– Naamwoorden met het zijn een uitzondering.
Daarom: Leer de-woorden als regel. Leer het-woorden als uitzondering.
• Tip! (bij het woorden leren)
Als je (nieuwe) woorden leert:
Leer apart welk naamwoord een het-woord is.
(Bijvoorbeeld:
– kijk welke woorden zijn een het-woord;
– maak een lijst met het-woorden.)
Geef extra aandacht aan het-woorden!
Klik hier voor een pdf-document over het naamwoord.
Anders bij de-woorden en het-woorden(zie ook bij: Anders bij het-woorden)Een aantal dingen zijn anders bij de-woorden dan bij het-woorden: • Bij het-woorden – anders Klik hier voor het pdf-document Anders bij het-woorden. Klik hier voor het pdf-document over het adjectief met of zonder -e.
De-woorden als regelLeer alles wat bij de-woorden hoort als regel. De-woorden zijn normaal! Anders bij het-woorden• bij het-woorden gebruiken we het, dit en dat; en we verwijzen naar de-woorden met het, dit en dat.
Het-woorden leren – in drie stappen1. Als je (nieuwe) woorden leert – kijk welk naamwoord is een het-woord • Korte oefeningetjes in 3 stappen: • Leer het-woorden apart als anders – geef extra aandacht aan het-woorden Klik hier voor het pdf-document het-woorden leren stap voor stap. |
Klik hier voor het pdf-document het-woorden leren – overzicht.